Een aantal maanden geleden opende Unilever officieel zijn gloednieuwe Foods Innovation Centre in Wageningen. Het nieuwe R&D-centrum moet leiden tot meer samenwerking met start-ups en kennisinstellingen, en plaveit de weg naar een nieuwe manier om onderzoek en ontwikkeling aan te pakken.

Op zes december vorig jaar opende koning Willem-Alexander het nieuwe innovatiecentrum van Unilever door zwijgend een glazen stolp op te tillen en er een wolkje stikstofnevel uit te laten ontsnappen. Een ietwat ongelukkig gekozen symbool misschien, aangezien Nederland al maanden in de ban is van de ‘stikstofcrisis’. Maar goed, we kunnen ervan uitgaan dat het geen cynische verwijzing is naar die problematiek. Want met de lange toespraken en paneldiscussies van die dag wil Unilever, met CEO Alan Jope voorop, toch vooral duidelijk maken dat het nieuwe onderzoekscentrum een bijdrage moet leveren aan oplossingen voor grote sociale- en milieuproblemen. “Het voedselsysteem is kapot”, zegt Jope in zijn speech. “In 2050 moeten we negen miljard monden voeden. Daarvoor moeten we 70 procent meer voedsel produceren dan we nu doen. Op dit moment stijgt de honger in de wereld, terwijl ook obesitas toeneemt.” De balans is zoek. Het is een credo dat er goed is ingestampt binnen Unilever: bij menig medewerker komt ogenschijnlijk spontaan een soortgelijk betoog over de lippen. Om bij te dragen aan oplossingen voor klimaatverandering, vervuiling, verspilling en honger moet er sneller geïnnoveerd worden. In het nieuwe Foods Innovation Centre moet die innovatie een nieuwe boost krijgen.

Het gloednieuwe centrum bevindt zich midden op de campus van de Wageningen Universiteit, een locatie die tijdens de opening meerdere keren het ‘Silicon Valley of Food’ wordt genoemd. Drie oudere Europese R&D-locaties van Unilever in Vlaardingen, Poznan (Polen) en Heilbronn (Duitsland) worden gesloten. Middenin het Wageningse ecosysteem van kennisinstellingen, start-ups en bedrijven moet het Foods Innovation Centre een broedplek van innovatie worden waar samenwerking centraal staat. Van Unilever krijgt het de officiële bijnaam ‘Hive’.

unilever-wageningen2 (© Unilever/Ossip)

Open en inclusief

“De voormalige R&D-faciliteiten lagen verspreid in Europa en waren niet verbonden met de kennisnetwerken die we ontwikkeld hebben,” vertelt Serpil Tascioglu, director R&D Foods Transformation. Zij was de afgelopen drie jaar verantwoordelijk voor de realisatie van het Foods Innovation Centre. “Voorheen waren we heel erg naar binnen gericht. Veel innovatie deden we zelf. Maar voor de echte baanbrekende innovaties heb je inzichten en kennis nodig die je niet altijd in huis hebt. We hebben gekozen om ons in Wageningen te vestigen omdat dit een wereldwijd kenniscluster is op het gebied van voeding, gezondheid en duurzaamheid. Een topuniversiteit, meer dan 150 start-ups, allerlei andere bedrijven en tal van kennisinstellingen komen bij elkaar op die campus. Wij wilden daar middenin zitten om met veel meer andere partners samen te innoveren.”

Zelfs aan het gebouw is te zien dat Unilever zich wil openstellen. Het grootste deel van de begane grond is openbaar toegankelijk. Vanuit de entree, een warme hal van glas en hout, kijk je rechts de proefkeukens en links de proeffabriek in. De liften zitten verstopt; je gaat maar lekker met de trap, die een centrale plek in het gebouw heeft gekregen en zo fungeert als terloopse ontmoetingsplek. Alles om een bruisende sfeer te creëren. Volgens Tascioglu helpt het enorm. “Het is zo’n open, transparant, prettig gebouw. Je ziet meteen als je binnenkomt eten, je ziet mensen. In Vlaardingen had je lange gangen waar iedereen in zijn eigen hokje verstopt zat. Hier heb je connectie met elkaar.”

Duurzaam gebouw

Voor duurzame koploper Unilever moest het nieuwe onderzoekscentrum natuurlijk ook een paradepaardje van milieuvriendelijke bouw worden. Het uit duurzame materialen opgetrokken complex is bedekt met zonnecellen en energieneutraal. Het gebouw kreeg daarmee het Breeam Outstanding-Certificaat voor duurzaamheid en mag een van de duurzaamste gebouwen ter wereld heten. Wel jammer: de proeffabriek is niet geheel klimaatneutraal. Om de stoom die hier wordt gebruikt op te wekken, is gas nodig. Een statig monument van duurzaamheid wil je natuurlijk niet bevuilen met fossiele brandstof, en dus wordt de stoom heel slim in een apart gebouwtje gemaakt.

Sneller innoveren

Het gaat niet alleen maar om sfeer. Unilever wil onderzoek en ontwikkeling op een beduidend andere manier vorm gaan geven. Veel meer ontwikkelingen moeten tot stand gaan komen dankzij open innovatie. Inmiddels heeft het bedrijf nieuwe ‘snelle’ en ‘behendige’ R&D-modellen ontwikkeld waarmee producten veel sneller op de markt gebracht kunnen worden. In het snelle model zijn een aantal van de stappen uit het traditionele proces gehaald en bij het ‘behendige’ model zijn een aantal ontwikkelingsschakels vervangen door een experimentele fase waarin ontwikkeling en (consumenten)tests hand in hand gaan. De samenwerking met bijvoorbeeld start-ups past feilloos in die vernieuwde modellen, en het nieuwe innovatiecentrum moet deze manier van onderzoek doen faciliteren. Hier kun je snelle prototypes maken in de laboratoria, keukens of proeffabriek en die meteen voorleggen aan een consumentenpanel. Tascioglu: “Je ziet dat kleine spelers veel sneller kunnen acteren en dat willen wij net zo doen.”

unilever-wageningen3 (© Unilever/Ossip)

Business vs. wetenschap

Niet iedereen is gelukkig met de komst van Unilever op de Wageningse campus. Tijdens de opening verschijnt een groep studenten, leden van Extinction Rebellion, voor de deur om te demonstreren. “Our knowledge is not your business” staat op hun spandoek. Hebben multinationals wel iets te zoeken op het terrein van een wetenschappelijke instelling? Ligt belangenverstrengeling niet op de loer als bedrijven zich met wetenschappelijk onderzoek gaan bemoeien?

Het onderwerp wordt ook binnen aangesneden tijdens een van de paneldiscussies. Louise Fresco, voorzitter van de raad van bestuur van de universiteit, heeft er een duidelijke visie op. “De universiteit in Wageningen is vanaf het begin al opgezet met het doel om het verschil te maken door middel van samenwerking met andere partijen. Toen waren het boeren, ook private ondernemers”, verklaart zij. “Grote bedrijven waren lange tijd minder zichtbaar. De reden waarom het nu werkt, is omdat we zeer strenge regels hebben om onze onafhankelijkheid te waarborgen. Wij zijn aan de leiding in dat opzicht, wij bepalen onder welke voorwaarden we samenwerken en wat we wel en niet publiceren. Daarnaast denk ik dat er minder reden is om ons zorgen te maken over de invloed van bedrijven op de wetenschap. De manier waarop bedrijven zich tegenover ons verhouden is veranderd. Er is meer openheid en transparantie. De basis voor samenwerking is nu veel gezonder dan die in het verleden was.”

De openheid waar Louise Fresco naar verwijst, valt misschien te bespeuren in de manier waarop Unilever naar intellectueel eigendom is gaan kijken. Kun je een innovatie immers wel patenteren als die voortkomt uit samenwerking met een start-up en een wetenschappelijke instelling? “Traditioneel is patenteren een eerste stap in een innovatietraject. Dat krijgt nu een andere vorm”, legt Tascioglu uit. “We zullen bewuster kijken naar wat we wel moeten patenteren en wat niet, in plaats van dat standaard te doen. Het gaat om de snelheid en de impact van de innovatie, en dat die goed aansluit bij de consumentenbehoefte.” Met andere woorden, een innovatie snel in de markt kunnen zetten wordt in de ogen van Unilever belangrijker voor de concurrentiepositie dan er een bezit van maken. “Snelheid is het nieuwe IP” (Intellectual Property, red.), komt uit de mond van Jope. Het nieuwe innovatiecentrum, een letterlijk transparante, bruisende broedplek vol start-ups en studenten, is een tastbaar symbool voor die nieuwe ambitie.

Beeld: Unilever/Ossip

unilever-wageningen1

Altijd op de hoogte blijven?