Jonge Australiër kraakt bewijs voor nadelen verzadigd vet

29 mei 2017

De jonge Australische onderzoeker Steven Hamley bestudeerde de empirische bewijzen dat verzadigd vet ongezond is. De bewijzen lijken onzuiver en onvoldoende sterk, of zelfs te ontbreken. Dat kan betekenen dat er geen steekhoudende argumenten tegen gebruik van verzadigd vet zijn. Dennis Zeilstra gaf op verzoek van Foodlog zijn eerste kijk op het onderzoek van Hamley.

Dennis Zeilstra - Foodlog

Foodlog-verzadigd-vet-300x225 Al decennia zijn aanbevelingen rondom verzadigd vet (VV) één van de pijlers van voedingsadviezen. Er zijn diverse varianten in omloop geweest, maar de huidige tendens, die ook de Gezondheidsraad (GR) in zijn Richtlijnen Goede Voeding 2015 volgt, is om te adviseren producten rijk aan VV (boter, harde margarine en bak- en braadvetten) te vervangen door gelijkwaardige producten die rijk zijn aan onverzadigd vet (zachte margarines, vloeibaar bak-en braadvet en plantaardige oliën).

Rol LDL-cholesterol

Het advies van de Gezondheidsraad is enerzijds gebaseerd op de conclusie uit Randomized Controlled Trials (RCT's) dat de vervanging van VV door meervoudig onverzadigd vet (MOV) het LDL-cholesterol verlaagt. Dit is echter een twijfelachtige surrogaat-uitkomst, en wordt bovendien zelfs in de door de commissie gebruikte referentie ongeschikt geacht als marker bij voedingsinterventies.

Daarnaast baseert de Gezondheidsraad zijn advies op (meta-analyses van) RCT's die direct keken naar de invloed van de vervanging van VV door MOV op hart-en vaatziekten (HVZ), en ziet hij het resultaat daarvan bevestigd door (meta-analyses van) observationele onderzoeken.

Gezien de twijfelachtige status van LDL-cholesterol als marker en de onzekerheden van observationele onderzoeken, zijn de laatstgenoemde RCT's (die kijken naar de eindmaat: risico op ziekte) dus een belangrijke pijler onder het advies. Deze RCT's kunnen immers specifiek en gericht de invloed van een interventie tonen, mits (1) de interventie- en controlegroep dezelfde samenstelling hebben en (2) de vervanging van VV door MOV het enige verschil tussen de groepen is. Dat laatste is echter onderwerp van discussie bij veel van de beschikbare RTC's, zoals blijkt uit publicaties van bijvoorbeeld Christopher Ramsden, en van Robert Hoenselaar hier op Foodlog.

Opzet van de VV/MOV RCT's

Een manier om te achterhalen of de beschikbare, op ziekte gerichte RCT's goed uitgevoerd zijn en de interventie alléén bestaat uit het vervangen van VV door MOV, is om elke RCT stuk voor stuk nauwkeurig te bestuderen. In een twee weken geleden gepubliceerde meta-analyse heeft promovendus Steven Hamley van de Deakin University (Australië) precies dat gedaan. Hij nam acht eerder gepubliceerde meta-analyses onder de loep (vrijwel dezelfde als de GR gebruikt) en de RCT's die daarin waren gebruikt.

Hamley constateert dat er in totaal 19 RCT's zijn meegenomen in de eerdere meta-analyses, waarvan elf specifiek naar de vervanging van VV door MOV keken. Van de overige acht betroffen er twee een mediterrane interventie en zes een vermindering van de totale vetinname, waardoor uit deze acht RCT's geen conclusie getrokken kan worden over het specifieke effect van vervanging van VV door MOV.

Welke interventies?

De elf overgebleven RCT's zijn door Hamley nader geanalyseerd en daaruit blijkt iets opmerkelijks. De vervanging van VV door MOV was niet het enige verschil tussen interventie- en controlegroep. In alle elf RCT's is er een verschil in de (geadviseerde of verstrekte) bronnen van transvetten, telkens in het voordeel van de interventiegroep (die meer MOV en minder VV krijgen).

In twee van de elf RCT's bestond de interventie bovendien uit veel meer dan het vervangen van VV door MOV. De interventiegroep kreeg bijvoorbeeld advies om meer plantaardig te eten, meer vis en minder suiker, sterk bewerkte producten te vermijden, of een laagcalorisch dieet voor de deelnemers met overgewicht, terwijl de controlegroep dit allemaal niet geadviseerd kreeg.

In een andere RCT kreeg de controlegroep veel minder vitamine E dan de interventiegroep, en in weer een andere RCT kreeg de controlegroep meer cardiotoxische medicijnen.

Als Hamley alleen de adequaat gecontroleerde RCT's gebruikt, zijn er helemaal geen significante effecten gevonden

Op grond van deze factoren deelt Hamley de elf RCT's in in een groep (van 5) die adequaat gecontroleerd zijn en een groep waarbij de controle onvoldoende was (waarbij de verschillen tussen controle- en interventiegroep substantieel méér waren dan enkel de vervanging van VV door MOV). Hierop heeft hij vervolgens een meta-analyse uitgevoerd. Daaruit blijkt dat als hij alle elf de RCT's meeneemt er een significant verschil in het relatieve risico op alle hart- en vaatproblemen (inclusief kleinere problematiek) wordt gevonden voor de interventiegroep (RR=0.80), maar als hij alleen de adequaat gecontroleerde RCT's gebruikt er helemaal geen significant effect wordt gevonden.

Ook blijkt dat het relatieve risico op ernstige hart- en vaatproblemen, op overlijden ten gevolge van hart- en vaatziekten, of op overlijden door enige oorzaak in geen enkel geval significant is, ongeacht of alle elf of alleen de vijf adequaat gecontroleerde RCT's worden meegenomen.

Wat betekent dit?

Op basis van Hamley's analyse kan geconcludeerd worden dat er feitelijk geen één RCT is waarin echt netjes puur en alleen VV door MOV vervangen is; in alle gevallen werd ook de inname van transvet veranderd. Strikt genomen laat dat dus geen conclusie toe over het effect van de vervanging van VV door MOV.

Als je deze afwijking echter accepteert (bijvoorbeeld door aan te nemen dat verschillen in transvet-inname niet zo groot waren), maar alleen die RCT's meeneemt waarin geen andere aanpassingen (zoals plantaardig voedsel, vis, of medicatie) zijn gedaan, dan blijkt er géén significant effect te worden gevonden. Dat wil dus zeggen dat er op basis van enigszins goed gecontroleerde RCT's geconcludeerd kan worden dat het vervangen van VV door MOV niet leidt tot een lager risico op hart- en vaatziekten, noch op sterfte. Met andere woorden, het direct op ziekte gebaseerde bewijs uit RCT's, één van de pijlers van het Gezondheidsraad advies, is er in feite niet.

Einde advies?

Hamley's analyse roept de vraag op, of de Gezondheidsraad zijn advies over de vervanging van harde door zachte vetten ook zou hebben gegeven als eerder gepubliceerde meta-analyses, net als hij, strikter naar de uitvoering van de RCT's hadden gekeken en ook tot de conclusie waren gekomen dat vervanging van VV door MOV géén significant effect heeft op het risico op hart- en vaatziekten, noch op het risico van het overlijden daaraan. Als het antwoord daarop 'nee' is, dan zou dat betekenen dat alle negatieve adviezen rondom verzadigd vet zouden vervallen.

 

Altijd op de hoogte blijven?